Pageviews = 2Blz = 1






De schans Goordyck

De schans Goordyck
Kadastrale kaart uit 1673
Nadat prins Willem III, die door de Staten-Generaal met de leiding van het verzet belast was, in het voorjaar van 1673 de `Braziliaan' Johan Maurits van Nassau tot opperbevelhebber voor de noordelijke gewesten had benoemd, liet deze direkt de verdedi­ging versterken. Bij de maatregelen die hij begin mei voorstelde, zoals het in staat van verdediging brengen van de Zwarten-dijksterschans en de schans Breeberg, was het plan om van de uit Holland gekomen infanterie voorlopig twee regimenten te leggen "aan den Gordijck en die streek voortaan na Lippenhuizen". Het was ter versterking van de tweede linie, achter de al in het jaar daarvoor aangelegde waterlinie van de Linde en de Tjonger. Later in die maand mei bleek, zoals Maurits (= Johan Maurits) aan Gedeputeerden schreef, dat het tewerkstellen van 'huislieden' bij de aanleg van verdedigingswerken zeer veel te wensen kon overlaten, zoals in Gorredijk was gebleken. De bevolking die daar was ingeschakeld bij de bouw van de schans, was "niet alleen seer onwillig geweest, maer oock d'een d'ander deden oprocken en also van de voorseide wercken afhouden". Er waren daardoor soldaten/ timmerlieden nodig geweest om het werk te voltooien. Dat werk, het veranderen van het dorp in een vesting, bestond uit het omringen van de bebouwing met een wal en een gracht, waartussen een palissade van aangepunte boomstammen.

Palisade

8500 palen
In juli kon Maurits Gorredijk betitelen als een der 'goede verzekerde binnen­posten', veilig in de tweede linie. Alleen ontbraken nog de palissaden. Door de uitgestrekte bebouwing werd de schans extra groot en waren er 8500 palen nodig, meer dan viermaal zoveel als voor een gewone schans. Ook moesten ophaalbruggen, damwanden en geschutstellingen gemaakt worden. De kapitein van de timmerlieden had voor Gorredijk en drie andere posten slechts vijftien man aan het werk, zodat hij er voor een paar maanden nog tien bij vroeg.

Bischop van Munster
Toen de vijand in augustus de Linde-Tjongerlinie op meerdere plaatsen had doorbroken en uit oostelijke richting naar Heerenveen, waar het hoofdkwartier gevestigd was, probeerde op te rukken, onderscheidde zich kapitein Torck, die op 26 augustus met zijn regiment in de vesting Gorredijk was aangekomen. Nadat daar het bericht was binnengekomen, dat de Munstersen met een uitgelezen detachement van zestig man onder drie officieren over de venen in aantocht was om Gorredijk te verrassen, ging Torck hen met veertig à vijftig man te paard tegemoet. Hij deed driemaal een aanval op het beste regiment dat de vijand in dienst had. Bij de eerste doodde hij twaalf man en verwondde er vijftien. Hoewel de tegenstander zich terugtrok, kon Torck de rest gevangen nemen en naar Gorredijk brengen. Nog in augus­tus moesten de Munstersen zich geheel achter de linie terugtrek­ken, het offensief was op niets uitgelopen. Half september, toen Maurits verschillende regimenten naar Holland had moeten zen‑ den, werden twaalf burgercompagnieën uit de steden naar Gorredijk gedirigeerd, met de luitenant-kolonel Poppe van Burmania (van het regiment te voet van de Friese stadhouder) als commandant. Een compagnie infanterie telde toen in de regel gemiddeld zo'n veertig man, dus Gorredijk ontving zo'n vijfhon­derd 'gasten'. Ze zouden er niet lang blijven, want ruim twee weken later was met de bevrijding van Coevorden de Munsterse veldtocht afgelopen. Al gauw daarna was het naar huis zenden van de opgeroepen burgers verantwoord en schreef Van Burmania van­uit Gorredijk aan Maurits, dat zij waren afgedankt en met schepen werden vervoerd, "de weegen konnen hyer niet langer met waegens gebruickt worden". Nadat het gevaar voor een vijandelijke aanval was verdwenen, zullen de wallen en grachten rond de Gorredijkster bebouwing al gauw in verval zijn geraakt. Langzamerhand zullen gedeelten van de grachten met van de geslechte wallen afkomstige grond zijn gedempt. Het verdedi­gingswerk had immers nooit dienst gedaan en de dreiging van een overval was verdwenen. Wel houden de namen De Skáns en Schansburg dit stukje historie in aandenken, zoals ook het in gele steen aangebrachte symbolische patroon, overal waar de plaats van de schansgracht zich in de ondergrond heeft afgetekend.